• 9 oktober 2017
  • By Dick Keulemans
  • Reacties uitgeschakeld voor De Pijpela
  • in Blog

De Pijpela

Gisteren had ik een optreden in Café de Steegh, voorheen De Pijpela. 45 Jaar geleden verbood mijn moeder me, op straffe van nooit meer één cent zakgeld en voor de rest van mijn leven met blote voeten naar bed (running gag van opa) om naar de Pijpela te gaan.

Moeder: “Als je naar een café gaat, word je doodgestoken!” En als je die avond op miraculeuze wijze zou overleven, kwam je thuis met een stenen lever van de alcohol! In mijn adolescentie kreeg ik regelmatig krantenknipsels in mijn hand gedrukt over barfights en leverkanker. Ik heb tot mijn 20st geen alcohol gedronken ... het verhaal van mijn stenen lever.

Ik was eerstejaars tandheelkundestudent, eenzaam en alleen. Mijn familie, vrienden en vriendinnetje woonden in Voorburg. Elk weekeinde ging ik met een tas vuile was terug naar huis. Ik had één vriend in Utrecht, jaargenoot Cees, een nieuwe vriend, net zo’n sukkel als ik. We hadden elkaar aangesproken in de introductieweek, omdat we dezelfde tennisschoenen aanhadden, echte Stan Smith, een beroemde tennisser in die dagen. Stan Smith, Cees en ik, vrienden voor het leven.

Na het practicum deden we samen boodschappen, dopten onze boontjes, legden een kaartje en belden in de telefooncel naar huis. Vroeg naar bed, vroeg op.

Toen wij in het plaatselijke dagblad lazen dat jaargenoot Rob Paping ‘Bierdrinkkampioen van Utrecht’ was geworden, was de ondergrens van ons stumperig bestaan bereikt. Rob, kleinzoon van Reinier Paping, winnaar van de barre Elfstedentocht 1963, had de finale gewonnen door 11 biertjes in 60 seconden te drinken. Cees en ik hadden in 19 jaar tijd niet eens één biertje gedronken.

Vol ontzag feliciteerden wij Rob met zijn kampioenschap en wij vroegen of hij ons, en ik quote: ‘bierdrinkles’ wilde geven. Voor een paar biertjes wilde hij ons wel wegwijs maken in de wereld van het bierdrinken. Hij nam ons mee naar biercafé De Drie Dorstige Herten!

Rob was gevleid met het verzoek ons bierdrinkles te geven. Paap, zijn Geuzennaam, had de avond goed voorbereid. “Jullie gaan trappistenbier drinken. Trappistenbier is vernoemd naar het Franse klooster La Trappe in Normandië en wordt gebrouwen wordt door Franse monniken ... en zoals je natuurlijk weet, monniken mogen van God geen alcohol drinken.” Dat klonk Cees en mij sympathiek en geloofwaardig in de oren. Rob bestelde voor ons een La Trappe Quadrupel en nam zelf een vaasjes. “Een vaasje?” Paap adviseerde om het glas snel leeg te drinken: “Hoe sneller je drinkt, hoe intenser de biersmaak.” Als we aan de biersmaak gewend waren, konden we misschien dezelfde avond al, in de eerste les!, een fluitje drinken. “Een fluitje?” Cum laude beten Cees en ik ons door de schuimkraag, binnen vijf minuten hadden we de Quadrupel soldaat gemaakt. “Rob, doe ons ook maar een vaasje!” boerden we mannelijk. Rob vond dat geen goed idee. “Jongens, jullie gaan te snel, nou niet meteen aan de alcohol.” Hij bestelde nog twee ‘trappisjes’ voor ons en nam zelf een kopstoot. “Een kopstoot?” Halverwege mijn tweede La Trappe Quadrupel werd ik misselijk. Tollend struikelde ik de wc in en braakte het lesmateriaal over de vloer. Hysterisch lachend kwam ik de gelagkamer weer binnen ... Cees lag op een tafeltje in zijn eigen kots te slapen. Bij kop en kont werd hij De Drie Dorstige Herten uitgegooid. Ik werd er erachteraan geflikkerd. Van Robgeen spoor te bekennen. Die lul was ‘m natuurlijk naar Normandië gesmeerd.

Die avond konden wij onze fiets niet meer vinden, maar ach, die heb je toch niet nodig in het klooster. Vol goede moed zwalkten wij richting Normandië, monnik zouden wij worden, monnik in Abdij Notre-Dame de la Grande Trappe.

×